U bent hier » http://www.goudappel.org/ prive/ botter.php

Vissen met een botter

Wat Trui al lang weet maar wij nog moeten leren

Inleiding

Ik wilde me in eerste instantie beperken tot het vissen met hoekwant, het vissen met netten is de afgelopen honderd jaar weinig veranderd en betreft alleen het schieten en halen met een zeilschip. Hoeken is veel interessanter, omdat er nogal wat regionale verschillen in de gebruikte technieken zijn.

De botter

Een botter leent zich erg goed voor vissen in het algemeen en hoekwantvissen in het bijzonder, omdat het een aantal bijzondere kenmerken heeft.
Het ontbreken van een kiel maakt niet alleen ondiep water toegankelijk het geeft je ook een enorme vrijheid in het kiezen van snelheden en richtingen bij elke windsnelheid.
Bij weinig wind kan je gewoon zeilen, maar bij veel wind kan je de botter veranderen in een belgische autobus waarbij alle passagiers voorin kunnen zitten, dwarsliggen dus, een kunst die door de “bolk” tot een wetenschap is verheven.
Dwars-uit varen heeft als voordeel dat de snelheid kan worden beperkt door romp en zwaarden en dus bij harde wind ook langzaam kan worden gevaren. Normale schepen kunnen dit alleen door tegen de wind in te varen (te knijpen) en dat beperkt de vrijheden enorm.
Een botter kan dus in vrijwel elke richting met een zelfgekozen snelheid varen.
Heel vreemd is dat er vaak gemopperd wordt op gebrek aan snelheid en/of hoogte, terwijl deze nadelen zich alleen voordoen op 25% van de koersen en bij lage windsnelheden het laatste komt minder vaak voor dan je denkt en het eerste nooit als je aan het vissen bent, dat doe je niet tegen de wind in.
Bij het ontwerp van botters zijn dus precies de juiste keuzes gemaakt.
We gaan er even vanuit dat we alle technieken beheersen (Trui in elk geval wel)
En schetsen een aantal situaties:
Recht voor de wind weg varen heeft in de visserij geen enkele zin omdat je dan over het roer moet werken we varen in de visserij dus tussen bakstag en aan de wind.
Dit is niet helemaal hetzelfde als wat in de zeilboekjes wordt beschreven, de botter kan aan de wind liggen en tegelijk vrijwel dwars of zelfs achteruit varen, de stand van de botter ten opzichte van de wind moet dus los worden gezien van de vaarrichting.

Wat is dan mogelijk:

Aan de wind (en knijpen)
Met of zonder fok met of zonder zwaard

Zeer geschikt om te schieten, bij het halen is het een ramp, omdat je vaak niet kunt knijpen omdat je dan over je tuig heenvaart.

Halve wind

Met of zonder fok met of zonder zwaard

Ideaal bij wat hardere wind omdat de botter dan langzamer vaart, van de dwarse golven heb je weinig last omdat de wind in het zeil drukt. De trim en de vaarrichting zijn in te stellen met zeil, zwaard en roer.

Bakstagwind
Met of zonder fok, grootzeil of zwaard

Bij weinig wind of als je verwacht dat de wind de volgende dag bij het halen gedraaid zal zijn.

Zwaard op de kop

Is een techniek die weleens gebruikt werd, het zwaard wordt dan aan de zwaardval opgehangen en bij de kop losgemaakt, kost al snel een zwaard

Bijliggen met of zonder zwaard

Een klassieke techniek die weinig bewegingsvrijheid geeft maar lekker langzaam gaat, erg bewerkelijk als je wat anders wilt en eigenlijk overbodig op een botter.

Achteruitzeilen
Met of zonder fok of zwaard

Echt achteruitzeilen doe je niet tijdens het vissen (wel bij ankeren en zo), je verplaatst alleen de botter ten opzichte van de vaarlijn in achterwaardse richting

Wat is dan wenselijk: Werken doe je op het achterdek (ook al zoiets wat bij het vissen anders is dan bij het gewone zeilen, dan staat een schipper achterop te niksen en lopen de maten zich voor het schompes) tijdens het vissen gebeurt alle werk achterin de kuip. Het achterdek moet dus (schuin) gericht zijn naar het werk (het vistuig). Bij het schieten er vanaf varend en bij het halen ernaar toe.

Daardoor blijven de volgende standjes over:
Zeilwisselen onder het vissen is een ramp, omdat dat het werk onmogelijk maakt en het vissen moet doorgaan als je er eenmaal mee begonnen bent, anders trek je de boel kapot of in de knoop. Meestal wordt ervoor gekozen om met een minimum aan zeil te varen, vrijwel altijd met een gereefd grootzeil, dit heeft bovendien het voordeel dat je de zeilboom (giek) hoog kan hangen waardoor die niet in de weg zit.

Halen doe je meestal aan lij, dat geeft je dus de mogelijkheid om een kenterschoot te gebruiken die niet in de weg zit.
Als je op de hoogte bent van en bekend ben met het hele palet aan technieken (door veel te oefenen en alles zeker één maar liever honderd keer fout te doen) kan je keuzes gaan maken die afhangen van bijvoorbeeld de verwachte wind snelheid en richting de volgende dag, de ervarenheid van de bemanning bij het schieten en halen. En de luim van de dag.
Vaar je bij het schieten of halen in de richting van een ondiepte dan moet je snel weg kunnen en dus liefst een zwaard erin en wegwezen, geen tijd om te hijsen nadat het vistuig binnen is gehaald.

Het hoekwant
Verschillende technieken

Ruwweg zijn er twee verschillende manieren om hoekwant te maken deze hangen af van de manier van schieten. Langwant en kortwant.
Langwant wordt geaasd onder het schieten en kortwant wordt vooraf geaasd.
Bij het schieten van kortwant kan in principe op volle snelheid gevaren worden, een ander voordeel is dat het aan de wal alvast geaasd klaargezet kan worden. Ook wormen als aas kunnen dan gebruikt worden. Langwant kan je alleen heel snel uitschieten als de azer(s) het bij kunnen houden.
Tijdens de visserijdagen wordt meestal kortwant gebruikt, een enkeling (waaronder ik) gebruikt liever langwant, omdat dat een leukere techniek is, de vangsten maken weinig verschil, een nadeel is dat er (te weinig) vanaf de botter gewerkt wordt en heel vaak vanuit een bijboot, niet alleen vanwege de techniek maar ook omdat de paling on de herfstvakantie veelal aan de kant zit, waardoor je er met een botter niet kan komen, maar aangezien het vissen waar de paling zit door de organisatie verboden is maakt het niets uit en kan je gewoon voor de lol op volle zee gaan schieten. Waarbij je zelfs nog kan kiezen voor lege haken, want vangen doe je toch vrijwel niets.

Het maken

Het maken van hoekwant is een leuk werkje voor bij de kachel.
Je begint met het maken van de zwengels, de zijlijntjes waar de haken aan zitten.

Hoe je een haak aan een lijntje moet knopen staat niet vast er zijn nogal wat regionale verschillen aan de oostwal knoopt met het lijntje aan det haakje met een schootsteek op het oogje, in Volendam en omgeving kwam er nog een knoopje bij op de lijn zelf, beide houden als ze nat zijn prima, maar droog voldoet de volendamse techniek beter. Aan gezien hoekwant bij de visserijdagen meestal niet lang meegaat kies ik liever voor de volendamse methode. Vroeger hadden ze speciale geitenbreiers die hoekwant ontwarden en was hergebruik eerder regel dan uitzondering, tegenwoordig is het materiaal goedkoop en de arbeid onbetaalbaar, dus als het niet makkelijk uit de knoop komt dan maar weggooien en nieuw gebruiken. Echte fanaten snijden eerst nog de goede haken van de knopenboel af.

Aanazen

Het azen van langwant gebeurt onder het schieten, dat stelt hoge eisen aan de vaardigheden van de azer(s), echt professioneel schieten doe je met de haken op de rand van de bak (in een kurkstrookje) maar het kan ook direct vanaf de spleet, die moet dan wel goed klem zitten inde aasbak anders trek je de boel binnen de kortste keren overhoop.

Je neemt de bovenste haak, steekt de punt onderin de hals van het spierinkje en door de nek er weer uit, dan door de onderrug weer naar binnen en met de punt in de buikholte, hierdoor zit de haak lekker vast in het stevige deel en de punt is zo gericht dat verschillende aanvallers er goed op buiken, rovers vallen van achteren aan en slokken de vis geheel op, aaseters zoals paling snuffelt eerst en begint dan aan de zachte delen (de buik) in beide gevallen zit de haal subiet in hun bek en vast, béét dus. Als je eenmaal de slag te pakken hebt kan dit routinematig en heel snel gebeuren ook met koude en natte handen, in het donker, dronken, moe, zwak, ziek en misselijk en als het aas al een beetje snoterig is.

Schieten

Als het knopje dat bij de zwengel hoort die je in je handen hebt werp je het visje overboord, lukt het niet om op tijd te azen gooi dan een kale haak overboord, trekken heeft geen zin en is bovendien gevaarlijk.
Je staat zodanig dat de balk (de dikke lijn) ongehinderd overboord kan lopen en als je met zijn tweeën schiet tegenover elkaar. De aasbak op een lange plank die van boord naar boord loopt, de schietplank. De jonenen worden door het jongste maatje overboord gezet, de schipper doet zoals gewoonlijk niets.

Halen

Hier kan je kiezen uit twee technieken, aan loef of aan lij halen, dat kiezen hangt veelal samen met hoe je de joon aanloopt. Haalen aan lij betekent dat je naar je lijn toe blijft varen en moet binnen halen met dezelfde snelheid als het schip anders vaar je eroverheen en komt de boel vast te zitten onder het schip in de kaarplaten.
Halen aan loef heeft het vordeel dat je soms even kan wachten en het zeil hangt niet in de weg. In elk geval moet het tuig naar binnen en zoveel mogelijk netjes op een bak gelegd worden. Haken met een vis eraan worden vlak vor de kop doorgeknipt en de vis in een mand gedaan. Nadat alles is binnengehaald kan je beginnen met opspleten de volgorde waarin de lijnenboel op de bak gekoemen is is ook de volgorde waarin het er weer af moet.
Lege zwengels krijgen weer een nieuw haakje. Hele slechte stukken worden weggesneden en weggegooid. Dit lijkt moeilijker dan het is, maar je moet blijven vertrouwen dat het niet in de knoop kan vallen (wel door manipulaties daarna)

De vissen

Paling in het najaar kan je verdelen in twee groepen, als eerste de schiere aal, die eten niet meer, hun bek begint te verschrompelen en ze staan op punt om naar de caraibben te vertrekken. Die vang je dus niet met hoekwant, dat gaat alleen met een fuik.
De overigen zijn nog niet op gewicht voor de winter, vandaar dat je doorgaans wat kleinere palingen vangt, dat neemt niet weg dat er beste monsters tussen kunnen ziten.
Hoeken doe je 's nachts, de paling die zich heeft vastgebeten zal zich rustig houden tot je aan het haakje begint te trekken. Na zonsopgang raken gevangen palingen in paniek en beginnen te kronkelen, meestal heeft dit tot gevolg dat ze verstrikt raken in de lijn en zichzelf wurgen. Een stropper kan je niet meer verkopen, en bederft ook snel, het beste is gelijk stoven of bakken en opeten voor ontbijt.
Palingen leven in en om bezinkplaatsen van voedingsstoffen en als ze niet echt bezig zijn bij voorkeur beschut tussen stenen of riet. Hier moet je met je botter niet in de buurt komen. Maar bij wrakken, mosselbanken en omgewroette stukken(baggerplaatsen), en veenputten heb je een goede kans, een beetje studie van de kaart levert een keur aan prima stekken op voor de Friese kust die ik natuurlijk niet ga verraden in dit boek….
Er wordt beweerd dat palingen prima ruiken (ik vind van niet) daarom moet je uitkijken met cigaren, peteroleum en knoflook/prei in de buurt van je aas. Feit is dat palingen aan hun eten snuffelen voor ze toebijten een gezonde gewoonte voor een aas-eter. Palingen die dat niet deden zijn al lang uitgestorven.
Verder kan je heel goed bot vangen aan hoekwant, botten eten vrijwel alles, in tegenstelling tot paling komen botten wel op het drogere/zanderige deel van het ijsselmeer voor.
Als je met levend of heel vers aas vist kan je nog weleens een snoekbaars verschalken aan hoekwant maar dit is een zeldzaamheid en meestal richt een snoekbaars een ravage aan in je vistuig en ontsnapt dan evengoed nog.