Fysische informatica
De natuurkunde van het meten met elektronische apparatuur waaronder computers.Fysische informatica valt ruwweg uiteen in vier delen:
1 Gegevens verzamelen
2 Gegevens aanpassen
3 Gegevens verwerken
4 Besturing
Verwerkbare gegevens zijn eigenlijk alleen spanningen tussen de 0 en de 5 volt en pulsen. Aanpassingen moeten dus gericht zijn op het omzetten van wat je wilt meten in spanningen of pulsen. Je mag ervan uitgaan dat voor vrijwel alles wat je zou willen meten wel sensoren bestaan. Soms moet je indirect meten, bijvoorbeeld temperatuur meten door de verandering van weerstand.
Enige fysische grootheden die vaak gemeten moeten worden zijn:
Tijd, frequentie
Temperatuur
Gewicht, kracht
Spanning, stroom, weerstand, vermogen
Druk, stroomsnelheid
Plaats, hoek en hoogte
Lichtsterkte, kleur
Geluidssterkte toonhoogte
Straling
Vocht
De nauwkeurigheid van de metingen hangt af van alle onderdelen samen.
Resolutie van de sensor, de resolutie van de omzetting en de resolutie
van de uitlezing.
De meeste sensoren meten analoog een glijdende schaal.
Het eerste
deel van de signaalbewerking is meestal ook analoog
De meeste
omzettingen gaan dan naar digitaal
Digitaal tellen
Breek daar vooral je hoofd niet over maar gebruik
de computer, die kan dat beter en sneller. het is al voldoende als je
tot 255 kunt tellen en weet dat je dat in 8 bits kunt weergeven. De
rekenmachine van windows is uitstekend geschikt (kies bij 'beeld' de
optie 'wetenschappelijk')
Je tikt een getal in terwijl het rondje bij dec (decimaal) actief is,
klik dan het rondje bij bin (binair) en je ziet het binaire getal wat
erbij hoort.
in dit geval 255 decimaal komt overeen met 11111111
binair. (8 bits)
AD-conversie
Om spanningen tussen 0 en 5 V om te zetten in voor de computer bruikbare gegevens moeten we die spanningen omzetten in een getal tussen de 0 en 255. Dit proces heet AD-conversie, het gaat als volgt: Zoals je weet is meten het vergelijken met standaarden, dat doet de AD-converter ook, het binnenkomende signaal wordt vergeleken met een trapje van bekende spanningen, de computer klokt de opstapjes en telt hoeveel treden er geweest zijn. Als de gemeten waarde samenvalt met een bepaalde trede wordt het bijbehorende getal opgeslagen en begint het meten overnieuw.
Tussen de stapjes is de waarde onbepaald, de computer reageert bij het eerste stapje dat groter of gelijk is aan de gemeten waarde.
Dit hele proces vindt plaats in een zwart doosje (een IC) gelukkig hoef je je niet af te vragen hoe en wat daarin gebeurt, er gaat iets in en er komt iets uit, dat is genoeg. Fysische informatica is vaak het schakelen van zwarte doosjes.
hoe vaak wil je meten (under en oversampling)
Het opslaan
van gegevens kost ruimte en tijd, je slaat dus een optimaal minimum aan
gegevens op. Vaak kun je door filteren de betrouwbaarheid van je
metingen opvoeren, in dat geval kun je kiezen tussen
1 veel
gegevens verzamelen en achteraf een statistisch filter erop loslaten
bijvoorbeeld in een spreadsheet
2 elektronisch filteren voordat je
opslaat.
3 beide.
Ook de tijd tussen twee metingen moet goed gekozen worden
Hoe snel
kun je meten en hoe snel moet je meten is de hamvraag.
Snel is
duur, het levert veel meer gegevens op die moeten worden opgeslagen en
snel meten vereist ook betere hardware.
De resolutie van de AD-conversie
hoe kun je de resolutie
van je meting verbeteren?
de resolutie kun je als volgt uitrekenen:
bijvoorbeeld:
(8
bits)
grotere AD converter (10 bits)
bijvoorbeeld:
kleiner gebied
bijvoorbeeld:
Stel dat je bovenstaande verschijnselen aan het meten bent, als je elke
3 seconden een meting doet dan vind je alleen de 0-punten van de
onderste grafiek en de 0-punten en de minima van de hoge grafiek. (dit
heet undersampling) Als je de gemeten waarden interpoleert krijg je een
rechte lijn en een zaagvorm, beide lijken niet op het oorspronkelijke
signaal.
Om deze verschijnselen beide goed te meten moet je
minimaal 1 maal per seconde een meting doen en liefst nog vaker.
Als regel moet de sampeling 2 maal zo snel zijn als het analoge signaal
(Theorema van Shannon)
als je in stapjes van 0.1 seconde meet krijg je deze gegevens, die een
uitstekende beschrijving vormen van het gemeten verschijnsel.
Ga je
nog meer metingen doen dan krijg je veel meer data dan nodig
(oversampling) blijkt vaak uit het dubbel of nog vaker voorkomen van
elke waarde in de dataset bij veranderende verschijnselen..
De resolutie van de sensor
Die hangt natuurlijk van de
sensor zelf af, maar ook hier geldt dat je door het meetbereik te
beperken betere (nauwkeuriger) waarden krijgt.
Sommige sensoren
schommelen een beetje, dat kun je alleen ondervangen door meerdere
gegevens te middelen (elektronisch of statistisch achteraf).
Het
kan ook gebeuren dat een sensor in de opgaande flank van het signaal
anders reageert dan in de neergaande flank, de sensor ijlt na op hetgeen
gemeten wordt. (hysterese)
De praktijk:
Wat kan er zoal goed en snel gemeten
worden.
1 Tijd, gaat erg goed omdat computers betrouwbare
procesklokken hebben die waanzinnig snel lopen en dus een hoge resolutie
hebben zonder dat je daarvoor iets hoeft te doen. (gratis data)
2
Doordat tijd erg goed gaat en tellen een andere specialiteit van de
computer is kun je heel goed en makkelijk frequenties meten.
3
Spanningen kunnen door AD-converters snel en goed worden omgezet in een
binair getal. TLC 549 IC (ook
een zwart doosje)
We zullen dus altijd proberen om de te meten verschijnselen om te zetten
in een van deze 3 grootheden.
Bovendien zullen we de te meten
gegevens op maat maken.
Dit gebeurt in de huishoudelijke praktijk
ook, een koortsthermometer hoeft maar van 35 tot 42 graden te meten,
maar dan wel heel precies (0,1 graad), terwijl een buitenthermometer
zeker van -20 tot 50 moet kunnen, zij het minder nauwkeurig (1 graad).
Als je spanningen zo precies kunt meten dan kun je volgens de wet van
ohm ook weerstanden en stromen meten. (V = I*R)
Weerstanden door
een perfect bekende constante stroom op te wekken en dan de spanning te
meten. (I constant dus V evenredig met R)
Stromen door een perfect
bekende weerstand te gebruiken en dan de spanning te meten. (R constant
dus V evenredig met I)
Veel verschijnselen hebben invloed op de weerstand van een stof,
bijvoorbeeld temperatuur, of lengte, weerstand meten komt dus vaak voor.
Ook kun je met behulp van een 555 IC (ook een
zwart doosje) weerstanden omzetten in frequenties.
Bovendien kun je
meer dingen tegelijk meten, als je spanning en stroom tegelijk meet weet
je niet alleen de weerstand maar ook het vermogen.
Een bijzondere klasse van sensoren zijn de halfgeleider-sensoren.
zeg maar gevoelige transistoren. Die kun je zo maken dat je magnetische
veldsterkte kunt meten, licht, kleur, druk, verbuiging.
De laatste groep zijn mechanische omzetters, een microfoon maar ook een schuif of draaiweerstand.
Aanpassingen van het signaal.
Hier zijn drie mogelijkheden
1 het signaal is tussen de 0 en de 5 volt
2 het signaal is sterker
3 het signaal is zwakker
in geval 1 is er niets aan de hand je kunt gewoon meten
in geval 2
moet je het signaal verzwakken, bijvoorbeeld met een spanningsdeler of
een transformator, er zijn ook elektronische verzwakkers te maken
in geval 3 moet je gaan versterken, dat kan bijvoorbeeld ook met een
transformator of met een elektronische versterker.
Er kunnen nog andere dingen een rol spelen, een sensor kan wel heel erg
beïnvloed worden door de schakeling die er aan vast zit, dan moet
je dit loskoppelen door bijvoorbeeld een elektronische versterker met
een versterking van 1 te maken.
Dit lijkt moeilijker dan het is,
want ook voor dit probleem hebben we zwarte doosjes. barstens vol met
transistoren maar dat hoef je niet te weten)
Wat je wel moet weten is hoe ze moeten worden aangesloten
Dat hangt
af van wat je ermee wilt doen;
Er zijn 2 basisschakelingen voor
versterking
de inverterende en de niet inverterende versterker.
Inverterende OpAmp-schakeling
Hier geldt
Het
signaal staat aan de uitgang op zijn kop, + wordt - en omgekeerd meestal
is dat geen probleem.
Niet inverterende OpAmp-schakeling
Hier geldt
Een losse OpAmp versterkt zo'n 2000 keer, maar is dan vrij onstabiel.
Door terugkoppeling kun je de versterking beperken en de stabiliteit
vergroten.
Een bijzondere toepassing is de ontkoppeling van een
meetschakeling, met een spanningsvolger. Dit is een 1x versterker. R2 is
0 ohm, het gehele signaal wordt teruggekoppeld.
Aan de ingang
hebben we een bijzonder hoge weerstand, dus belast dat de schakeling
bijna niet en is erg gevoelig. Aan de uitgang hebben we een lage
weertand dus kun je redelijk grote stromen leveren om verder te
verwerken.
Brugmeting
In veel gevallen kun je de
nauwkeurigheid van de meting sterk opvoeren door te vergelijken met
meerdere maar hele duidelijke standaarden. (kalibers) in het algemeen
gaat dit met behulp van elektronische brugschakeling.
Signaal opwekking met 555
Weer zo'n doos, dit zit erin (je
ziet een doos met doosjes)
En zo sluit je het aan:
De
frequentie is afhankelijk van de drie componentjes (2 weerstanden en een
condensator)
Ttotaal = 1.1 Rtotaal*C
Thoog
= 0.7(Ra+Rb)C
Tlaag = 0.7 Rb*C
Als een van deze componenten variabel is (bijvoorbeeld de C
verloopt met de luchtvochtigheid) dan is de frequentie evenredig met de
luchtvochtigheid.
Digitale logica
AND, OR, XOR, NOT,NAND
Digitale
signalen (wel/niet, hoog/laag, 1/0) kun je ook verwerken.
bij
digitale sommen kun je ingangen vergelijken, dit gebeurt in poorten (ook
zwarte doosjes)
Een and poort moet twee ingangen hoog hebben om aan
de uitgang hoog te worden.
Een xor poort hoeft en mag maar één
ingang hoog te hebben om aan de uitgang hoog te worden.
Een or
poort moet één of twee ingangen hoog hebben om aan de
uitgang hoog te worden.
een not poort verwisseld hoog en laag
ook zijn er nog nor en nand poorten maar eigenlijk zijn dat combinaties
van de voorgaande mogelijkheden. (eigenlijk omgekeerd, alle poorten zijn
op te bouwen uit nand's)
Waarheidstabel poorten:
Input | AND | OR | XOR | NAND | NOR |
---|---|---|---|---|---|
1 1 | 1 | 1 | 0 | 0 | 0 |
1 0 | 0 | 1 | 1 | 1 | 0 |
0 1 | 0 | 1 | 1 | 1 | 0 |
0 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 1 |
De opdracht
Practicum: Ontwerp een
meetschakeling.